Moraliteit is niet hetzelfde als politiek


Als we niet bereid zijn samen te werken met problematische mensen, leveren we ze over aan de rekruteringspogingen van fascisten, en blijven wij een betekenisloze bubbel zonder slagkracht. Dat kunnen we ons niet langer veroorloven. 

Door: Rafel

! Als je liever luistert dan leest, luister dan aflevering 24 (Soundcloud, Spotify), dat is een luisterversie van dit artikel.

Het is 2025. Vanwege de inflatie en de gigantische energieprijzen gaat er ergens in Europa een protestbeweging ontstaan. In Nederland, waar de armoedecrisis ook hard heeft toegeslagen, wordt vanuit enthousiasme de buitenlandse beweging gecopy-paste naar het Malieveld in Den Haag. In eerste instantie voelen veel ‘gewone’, apolitieke, ongeorganiseerde, vooral witte, arbeiders zich aangetrokken tot het protest.

Links kijkt al meteen vanaf de eerste minuut argwanend naar deze protesterende mensen, omdat ze niet het juiste jargon gebruiken. Er zit wat validistische taal tussen, en ongetwijfeld zijn er ook protestborden te zien gericht tegen migranten, alsof die de oorzaak van de armoede zijn. Tot overmaat van ramp zijn ook de ‘wappies’ meteen van de partij. Links haalt collectief de neus op en wijst de hele beweging af omdat die, laten we eerlijk zijn, niet politiek correct genoeg is.

Ondertussen zijn er wel allerlei extreemrechtse groepen te vinden die het geen enkel probleem vinden dat de beweging niet voor 100 procent aansluit op hun eigen fascistische agenda. Zij zien vooral een kans om meer fascisten te rekruteren. Zodra de eerste Prinsenvlaggen wapperen boven de hoofden van de demonstranten, rent heel links naar Instagram en Twitter om uitgebreid elke nazi op de foto’s aan te wijzen en de hele beweging te veroordelen als extreemrechts. Als je dan zelf in de linkse internetbubbel zit, word je van alle kanten gewaarschuwd dat geen fatsoenlijk mens gezien moet worden op die protesten.

Kunnen wij het anders?

Klinkt dit scenario realistisch? Helaas wel.

Misschien herinner je je nog de Gele Hesjes, de protestbeweging die in 2018 overwaaide van Frankrijk naar Nederland. Een beweging die in Frankrijk de staat op zijn grondvesten deed schudden, maar die in Nederland niet verder kwam dan enkele honderden demonstranten, aangevoerd door enkele tientallen diehards die maandenlang nog elk weekend in gele hesjes de straat op gingen.

Al heel snel waren er enkele extreemrechtse groepen bij, die hun steun lieten blijken door aanwezig te zijn op de demonstraties. Zij probeerden de beweging over te nemen, of op z’n minst nieuwe fascisten te kweken onder de boze, gefrustreerde arbeiders die op de Gele Hesjes demo’s afkwamen. Hoewel dit maar ten dele lukte, was de reactie van links een totale afwijzing van de Gele Hesjes. De hele beweging zou extreemrechts zijn, en moest uit alle macht gemeden worden.

Achteraf gezien was het resultaat dat waarschijnlijk enkele ‘Gele Hesjes’ geradicaliseerd zijn richting extreemrechts, omdat ze daar in aanraking kwamen met die ideologie. Maar niet richting radicaal links – omdat wij daar niet waren. Door onze houding hebben wij onze angst een self-fulfilling prophecy laten worden. Als wij er actief niks aan doen om apolitieke mensen weg te trekken bij extreemrechts, dan komen ze daar vroeg of laat vanzelf terecht, gezien de huidige maatschappelijke verhoudingen.

Aangezien de armoedecrisis enorm hard aan het toeslaan is, is dit een belangrijk moment om ons af te vragen of we dit niet anders kunnen. Kunnen we de volgende keer niet anders omgaan met mensen met wie we solidair zouden moeten zijn? De vraag is namelijk niet of mensen in opstand komen, maar wanneer. En de vraag is ook niet of er reactionaire ideeën in die opstand te vinden zullen zijn, maar in welke mate die een ondertoon of boventoon zullen voeren. Dat laatste gaat afhangen van welke mensen de meeste invloed kunnen uitoefenen binnen zo’n beweging, en waarom zouden wij niet proberen die mensen te zijn? Waarom zouden we zo’n belangrijke kans laten liggen om meer mensen te radicaliseren en te onderwijzen? Kunnen wij als links ons alvast voornemen om niet alles wat niet perfect genoeg is, per direct af te wijzen? Kunnen we een manier verzinnen waarop we zowel de strijd tegen onderdrukking bevorderen als bondgenootschappen kweken onder unusual suspects?

Klasseprivilege

Links kan het vaak niet uitstaan dat de rest van de bevolking niet al hun vrije tijd besteedt aan het nauwgezet bestuderen van alle maatschappelijke onderdrukkingen en het nieuwste taalgebruik dat erbij hoort. We kunnen niet ontkennen dat dit een vorm van klasse-arrogantie is, of klassisme.

Veel van ons komen niet uit de arme lagen van de samenleving. Dat betekent – in West-Europa – dat zo veel noodzakelijke dingen in het leven min of meer ‘gegarandeerd’ zijn: voedsel, woning, gezondheid, een werkende en betaalbare infrastructuur, relatieve veiligheid, etc. Hoewel al deze dingen meer en meer onder druk komen te staan, kunnen we niet ontkennen dat veel van ons zijn opgegroeid zonder ons heel druk te hoeven maken om al die dingen. En als al die dingen er gewoon zijn zonder dat je daarvoor hoeft te worstelen, wat blijft er dan nog over van politiek behalve het verzinnen van de moreel beste ideeën? De hele basis van politiek (macht, strategie, tactieken, noodzakelijkheden, (on)mogelijkheden, opbouw van beweging, relaties met derden, implementatie van beleid) kan min of meer worden genegeerd, omdat je toch wel profiteert van hoe het allemaal geregeld is, ook al ben je het er ideologisch niet mee eens.

Het gevolg is dat er een brede misvatting bestaat over waar politiek nu om gaat. Mensen die toegang hebben tot academische opleidingen zullen al snel denken dat politiek om moraliteit, correcte ideeën en correcte taal gaat, in plaats van een harde, meedogenloze strijd om je ontbijt, je gasrekening en een menswaardig bestaan. En als je dan de verkeerde woorden gebruikt, ben je af. Dan doe je niet meer mee, ook al kan je de gasrekening niet betalen en blijven de rechtse media je vertellen dat dat de schuld is van de buitenlanders maar je moet eerst maar zelf zien uit te vogelen waarom dat niet klopt voordat wij je serieus gaan nemen.

Het probleem daarmee is dat er een veel te zware nadruk op moraliteit ligt in onze politiek. In plaats van morele waarden als startpunt te nemen van onze politiek, worden ze beschouwd als eindpunt. Als je maar precies de juiste dingen vindt (en vooral kan laten zien dat je dat vindt) maakt je praxis verder weinig meer uit.

Combineer dat met neoliberalisme en dan krijg je het fenomeen dat het gedrag van individuen ineens de maatstaf van politieke verandering wordt. Dus we moedigen elkaar aan om individuen aan te spreken op hun taalgebruik, en denken dat we daarmee een waardevolle bijdrage leveren aan de linkse strijd. Maar deze praxis levert ons te weinig op, in de zin van bewegingsopbouw. Het trekt hoge muren op tussen ons en een zee aan mensen die onze potentiële bondgenoten zouden kunnen zijn. Het creëert een heel klein bubbeltje van ‘goede’ mensen, die veel van hun tijd en energie kwijt zijn aan het zichzelf zo puur mogelijk houden – een bubbeltje dat dan steeds verder geïsoleerd komt te staan van de rest van de maatschappij. En dat vertroebelt ons zicht op wie nu precies de vijand is.

Haat en wantrouwen

Ik word niet onderdrukt door een willekeurige arme werker die mij misgendert. Ik word zelfs niet onderdrukt door hem als hij mij uitscheldt met ‘homo’. Het is kut voor mij als mij dat overkomt, en de wereld zou een stukje mooier zijn als deze persoon dat niet zou doen, maar die persoon is niet ineens mijn vijand geworden. Ik word niet onderdrukt door hem, ik word onderdrukt door het patriarchale kapitalisme dat in de loop van de geschiedenis de maatschappij zo heeft vormgegeven dat ik niet mezelf kan zijn omdat ik mezelf moet aanpassen aan het moordende productie-consumptie patroon dat zo winstgevend is voor een kleine bovenlaag van de maatschappij.

Die arme werker die mij misgendert, wordt onderdrukt door hetzelfde systeem dus wij zijn elkaars potentiële bondgenoten. Maar als ik in mijn politiek mij uitsluitend bezighoud met het bevechten van het gedrag van andere (onbewuste!) onderdrukten, dan ben ik meer bezig met een morele strijd dan een politieke strijd. Ik ben dan aan het proberen om aan de oppervlakte wat dingen glad te strijken, zodat ik of mijn kameraden ons iets comfortabeler kunnen voelen in de wereld. En ik zeg niet dat dat iets slechts is, of dat we dat niet moeten proberen. Maar dat is iets totaal anders dan om te proberen een politieke beweging op te bouwen die serieuze overwinningen probeert te halen die effect hebben op onze materiële omstandigheden. Dat eerste is een morele strijd: als die slaagt, zijn de politieke problemen nog niet de wereld uit geholpen, maar we doen wel allemaal net wat correcter en liever naar elkaar. De politieke strijd daarentegen probeert niet alleen de uiterlijke verschijning van een probleem weg te poetsen, maar probeert juist de onderliggende wortels aan te pakken. De politieke strijd richt zich op macht van onderop bouwen, omdat dat de enige manier is om een tegenwicht te vormen tegen de overmacht van de heersende klasse.

Als we mensen op voorhand afwijzen omdat ze de verkeerde woorden gebruiken, of omdat ze door hun levensomstandigheden nog nooit in aanraking zijn gekomen met progressieve ideeën, dan spelen we het systeem in de kaart. Het systeem functioneert namelijk alleen maar wanneer wij elkaar gaan wantrouwen en haten. Het enige wat de macht van het grootkapitaal kan breken is onvoorwaardelijke solidariteit tussen werkers onderling. Het is een revolutionaire plicht van mensen die zichzelf politiek bewust kunnen noemen, om het voortouw te nemen in het doorbreken van de wederzijdse argwaan, en juist de hand te reiken naar andere onderdrukte groepen, als voorwaarde om samen coalities te kunnen bouwen voor een gemeenschappelijke bevrijding.

De uitdaging is om de verbinding te weten te leggen met groepen die reactionaire ideeën hebben, zonder daarmee een SP te worden, die alleen maar racisme gedoogt of zelfs aanmoedigt vanuit de zielige hoop weer aansluiting te vinden bij hun verloren witte arbeidersklasse. (Omdat ik ervan uitga dat SP-ers niet in mijn lezerspubliek zitten, ga ik hier niet te diep in op dat probleem.)

Maar als we niks doen, laten we mensen over aan de rekruteringspogingen van fascisten. Die hebben geen enkel probleem om zich aan te sluiten bij apolitieke of onbewuste mensen om hun racisme, seksisme en homofobie te bevestigen en te intensiveren, in plaats van te ontmantelen. Zij hebben er geen enkele moeite mee dat wij onze potentiële bondgenoten in hun kamp duwen. Zij gaan graag in gesprek met mensen die nog geen fascist zijn, om ze te overtuigen om zich bij hen aan te sluiten. Waarom weigeren wij hetzelfde te doen voor ons politieke project?

Geloven we nog wel in verandering?

Om dat te kunnen beantwoorden, is het goed om onze historische positie te duiden. Ik denk dat deze onkunde van links alles te maken heeft met een revolutionair pessimisme dat gemeengoed is geworden sinds de Val van de Muur. Op alle vlakken hebben linkse bewegingen over de hele wereld een enorme klap gekregen door de kapitalistische overwinning van de Koude Oorlog. De socialistische en semi-kapitalistische landen konden niet langer economisch en politiek een serieuze rem vormen op kapitalistische expansie; zij konden ook niet langer guerrilla’s en nationale bevrijdingsbewegingen bewapenen en financieren; maar ook ideologisch leek elke hoop op een alternatief (hoe verwaterd of gebrekkig ook) volledig te zijn verdampt. In de Westerse linkse bewegingen ontstond een revolutionair vacuüm die over het algemeen drie kanten op kon gaan:

Ten eerste lieten partijen zoals de SP hun revolutionaire aspiraties los en werden sociaaldemocratisch.

Ten tweede konden grassroots initiatieven die niet geworteld waren in linkse politiek, geruisloos worden ingekapseld in ngo’s en andere ongevaarlijke staatsgesubsidieerde stichtinkjes.

En ten derde verloren de onafhankelijke radicaal linkse groepen elk zicht op bevrijding en begonnen aan een verbitterd, geïsoleerd gevecht tegen de bierkaai zonder ook maar enige hoop op enige politieke winst.

Mijn politieke opvoeding begon met dat laatste, zo ongeveer rond 2012/2013. Van de radicale anarchistische beweging leerde ik niet hoe je langzaam, geduldig, met een bepaalde toekomstvisie bouwt aan duurzame verandering. Ik leerde vooral hoe je op een directe manier uiting kon geven aan je woede, en hoe je dat politiek kon onderbouwen. Radicale zelfexpressie was zo ongeveer het enige wat we wisten te doen, omdat we geen enkele visie op verandering – laat staan bevrijding – hadden. Het zal geen verrassing zijn dat ik mezelf al snel een enorme burnout in werkte door mezelf genadeloos hard in een onmogelijke strijd te gooien tegen de staat en diens fascistische asielbeleid.

Helaas zie ik dit gebrek aan visie overal terug op links. We geloven niet meer dat we fundamenteel de realiteit kunnen beïnvloeden, laat staan veranderen. En daarom fladderen we maar een beetje rond en rennen we achter hypes aan, worden we hoopvol van schijnoplossingen, en keren we de blik naar onszelf in een poging om in ieder geval onszelf zo puur mogelijk te houden. Een groot deel van onze energie gaat zitten in het policen van elkaars gedachten en uitingen. Het enige wat dat doet, is onszelf een klein beetje meer isoleren van de grote meerderheid van de bevolking, en dus onszelf een klein beetje sektarischer maken. Dat zorgt voor een pessimistische politiek die deprimerend is en geen hoop of energie geeft om door te kunnen gaan met de strijd.

Wat mij enorm heeft geholpen is om de wereld te zien vanuit dialectiek: verschillende krachten met elk hun eigen klasseachtergrond zijn voortdurend op elkaar aan het reageren. In het groot en in het klein, verhouden mensen en dingen zich tot elkaar: ze worden gevormd door hun omgeving, vervolgens reageren ze op hun omgeving, waarmee ze die omgeving weer vormgeven – in plaats van dat ze simpelweg iets ‘zijn’. Hierdoor zijn mensen en dingen voortdurend in beweging en in ontwikkeling. Hoe ze nu zijn, is niet per se hoe ze vroeger waren, en ook niet hoe ze zullen zijn. Dit opent een wereld van mogelijkheden. In plaats van gebonden te zijn aan goed-fout schema’s (waarbij, laten we eerlijk zijn, je veel eerder fout bent dan goed), is er groei, ontwikkeling en verbetering mogelijk. Dat roept ons op om actief te werken aan die verbetering, in plaats van lui en machteloos van achter onze telefoons morele veroordelingen rond te strooien naar iedereen die buiten onze perfecte bubbel zit.

Inmiddels ben ik blij dat ik kan zeggen dat ik tegenwoordig wél een bron van hoop en optimisme kan aanboren. Dat zou al een heel artikel op zich kunnen worden, maar samengevat komt het erop neer dat ik geloof in de kracht van de massa’s, dat ik geloof in de capaciteit van mensen om het goede te doen, en dat ik weet dat geen historische situatie onveranderlijk is en dat dus ook dit imperium zal vallen. De geschiedenis wijst uit dat massa’s mensen onder de juiste omstandigheden bergen kunnen verzetten en sociale structuren kunnen creëren die iedereen de mogelijkheid geeft tot een menswaardig bestaan. Op een deel van die omstandigheden hebben wij geen invloed, maar op een deel ook wel. En zolang we koppig maar optimistisch ons blijven inspannen om die omstandigheden te beïnvloeden, is er hoop.

Vertrouwen in elkaar

Waar zit die hoop in? Wat mij betreft in de bewezen successen van revolutionaire bewegingen. Allemaal danken ze hun succes aan een hoge mate van grassroots organizing. Met organizing bedoel ik het samenbrengen in een organisatie van mensen die een bepaald maatschappelijk probleem ervaren, zodat zij grassroots macht kunnen vormen om direct betere leefomstandigheden af te dwingen bij de machthebber. Dit kan op heel kleine schaal (zoals bijvoorbeeld een speeltuin laten bouwen) tot heel grote schaal (zoals bijvoorbeeld onteigening van vastgoedmiljonairs).

De paradox van organizen is dat het specifieke doel waar je voor vecht, niet eens het belangrijkste is. De politieke kracht van het organizen zit in het proces dat je doormaakt als groep terwijl je samen politieke strijd voert. Er is geen beter middel tot radicalisering en politieke bewustwording dan samen strijd voeren en in botsing te komen met de machthebber. Er is geen beter middel om de menselijkheid van jezelf en elkaar terug te vinden dan samen strijd voeren. Er is geen beter middel om klassesolidariteit te kweken dan samen strijd voeren.

Ik zeg niet dat het makkelijk is, of dat alles vanzelf zal gaan. Het heet niet voor niks ‘strijd voeren’. Uiteraard ga je tegen het probleem aanlopen dat je racisme en seksisme en alle andere -ismes tegenkomt. Uiteraard moet je daar iets mee doen. Maar juist als we onderlinge solidariteit en datgene wat we gemeenschappelijk hebben, voorop stellen (in plaats van alles waar we op verschillen, wat de neiging is van links), dan heb je een basis om de zeer reële, hardnekkige, vastgeroeste reactionaire ideeën en vooroordelen onder mensen te bestrijden. (Met de nadruk op de ideeën bestrijden, niet de mensen.)

En dat is een kwestie van vertrouwen, veel meer dan een kwestie van het precieze juiste jargon gebruiken, of precies de goede analyse hebben. Je hoeft helemaal niet te evangeliseren met De Ware Boodschap van De Revolutie. Benader mensen gewoon als mensen. Ga naar ze luisteren, en sluit aan op gemeenschappelijk gevoelde problemen. (Klasse, armoede, onbetaalbaar leven, vervreemding, machteloosheid, criminele behandeling door de staat, depressie, burnout, noem maar op. Er zijn talloze problemen die niet alleen jij ervaart, maar een heleboel anderen. Dat is ook het oorspronkelijke idee van de feministische slogan ‘het persoonlijke is politiek). Vanuit die verbondenheid kun je je band versterken zodat mensen je gaan vertrouwen. Vanuit dat vertrouwen kunnen mensen je vervolgens ook aanhoren wanneer je zegt dat ze racistisch bezig zijn, bijvoorbeeld. Op onze beurt moeten wij erop gaan vertrouwen dat de mensen buiten onze linkse bubbels óók te winnen zijn voor onze strijd, zolang wij ze zien als complete en complexe mensen en niet als eendimensionale stereotypen. Zolang we mensen als statisch, onveranderlijk of inherent racistisch/homofoob/etc. zien, kunnen we niet geloven in hun capaciteit tot verandering. En als we niet geloven in verandering, kunnen we net zo goed meteen ophouden met linkse strijd voeren.

En als je oprecht niet kan geloven in mensen en hun capaciteit tot verandering: kijk naar jezelf. Kun je eerlijk zeggen dat je al je hele leven de ideeën en analyses hebt die je nu hebt? Heb jij zelf ook niet van alles moeten leren en ontleren? En als dat jou is gelukt, waarom zou het je buren of collega’s niet kunnen lukken? Probeer te bedenken wat zij nodig hebben om ook dat proces door te kunnen gaan.

(Een optimistisch bewijs dat mensen echt hun reactionaire opvattingen kunnen veranderen, is de gespreksmethode van Deep Canvassing. Het voert te ver om daar nu op in te gaan, maar luister vooral deze en deze podcasts om een idee te krijgen van een bewezen succesvolle methode om mensen met een vijandige houding om te draaien naar een accepterende en steunende houding.)

We hebben een strijd te winnen

Om terug te keren naar het scenario uit het begin van dit artikel. Ik stelde de vraag: kunnen wij het anders? Ik denk dat wij het 100% anders kunnen.

Achteraf gezien hadden we makkelijk in de begindagen van de Gele Hesjes erbij kunnen zijn, bijvoorbeeld. En zelfs in de hele ‘wappie-beweging’ tijdens Corona waren er genoeg momenten en kansen om verbindingen te leggen, al werd dat met de maand moeilijker en minder kansrijk. Ook zijn er voorbeelden waarbij het een hopeloze zaak zou zijn om te proberen om ons aan te sluiten in de hoop de politieke boodschap naar links om te buigen. Denk bijvoorbeeld aan het anti-AZC-protest in Ter Apel op het hoogtepunt van het opvangschandaal vorige zomer (2022), waarbij witte dorpelingen zich tegen de vluchtelingen keerden. In dat geval zou de bovengenoemde deep canvassing methode waarschijnlijk veel beter werken: mensen één op één thuis spreken, buiten de context van zo’n demonstratie om.

Wat we in ieder geval niet meer moeten doen, is een demonstratie die ook maar een beetje ruikt naar reactionaire ideeën, op voorhand afwijzen en behandelen als een extreemrechtse beweging. Politiek voeren doe je namelijk niet alleen maar moreel, maar ook strategisch. We hebben een strijd te winnen en moeten op zoek naar alle middelen die we kunnen gebruiken om te winnen. Als we onze politiek beperken tot het uitdelen van morele veroordelingen, dan hebben we onszelf al buitenspel gezet voordat we kunnen beginnen met meedoen.

We leven in een systeem dat vele crisissen voortbrengt. Iedere crisis is een kans voor ons om nieuwe bondgenoten te maken, en nieuwe kameraden te trainen. We moeten die kansen herkennen en serieus aan de slag gaan daarmee, in plaats van achter ons telefoonschermpje morele veroordelingen op onze eigen socials te zetten en dan weer door te gaan met doomscrollen. We doen dit al sinds de uitvinding van Facebook en het heeft ons geen steek verder gebracht: we zijn nog steeds geïsoleerd van de massa’s die de macht hebben om dit systeem omver te werpen. Terwijl de afgelopen jaren één ding toch echt duidelijk is geworden: de meeste mensen die apolitiek beginnen en beginnen te radicaliseren, zullen door de huidige maatschappelijke verhoudingen zeer waarschijnlijk richting reactionaire ideeën worden geduwd. Het is dus meer dan ooit tijd om fascisten te isoleren in plaats van ze te faciliteren. Het is tijd om mensen weg te halen bij fascisten in plaats van ze op een presenteerblaadje aan te bieden. We kunnen het ons niet langer veroorloven om alleen correcte meningen te hebben. We kunnen het ons niet langer veroorloven om ons te isoleren van de meerderheid van de mensen. We kunnen het ons niet langer veroorloven om toe te kijken hoe alleen fascisten profiteren van de crisis. We hebben een strijd te winnen.

Werkers van alle sociale lagen, achtergronden en intersecties: verenigt u!